Vragen aan de werkgroep

Wat wordt bedoeld met het bijvoeren ter bevordering van de stand?

Antwoord van de werkgroep regelgeving

Over het bijvoeren ter bevordering van de stand wordt zeer verschillend en uiteenlopende gedacht en geredeneerd. We kennen twee artikelen in de Flora- en faunawet die daar iets over zeggen.

Artikel 37 Flora- en faunawet

  1. De jachthouder is verplicht datgene te doen wat een goed jachthouder betaamt om een redelijke stand van het in zijn jachtveld aanwezige wild te handhaven dan wel, bij het ontbreken daarvan, te bereiken en om schade door in zijn jachtveld aanwezig wild te voorkomen.
  2. Het bevorderen van de wildstand door middel van bijvoeren is verboden, behoudens bijzondere weersomstandigheden als bedoeld in artikel 46, vijfde lid.
  3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het handhaven van een redelijke wildstand.

Artikel 74a Flora- en faunawet

  1. Het bevorderen van de stand van edelherten, damherten, reeën en wilde zwijnen door middel van bijvoeren is verboden.
  2. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien sprake is van: 
  1. bijzondere weersomstandigheden of
  2. een tijdelijk natuurlijk voedseltekort en het welzijn van de dieren inhet geding is.

Onder politieke druk werd een amendement ingediend om het bijvoeren ter bevordering van de wildstand te verbieden. Zie artikel 37 lid 2 FFW. De Minister had hier geen bezwaar tegen. Hij was van mening dat de opdracht in artikel 37 lid 1 FFW om een goede wildstand te behouden, geen enkele redenen lag om dan bij te gaan voeren.  Helaas voor de indieners van het amendement hadden zij niet door dat herten, reeën en wilde zwijnen, vooral deze laatste soort was het verbod om te doen, niet tot de wildsoorten behoorden.

Dit heeft even geduurd voordat deze indieners het op 1 juli 2002 voor elkaar kregen dat artikel 74 a FFW werd ingevoegd. Daarmee werd ook het bijvoeren van deze soorten, niet zijnde wildsoorten, verboden.

De handeling bijvoeren, of te wel verstrekken van voer, lijkt ons op zich vrij duidelijk en behoeft volgens ons geen verdere uitleg.  Het bevorderen van de stand is minder duidelijk. Wanneer bevorder je nu wel of niet de stand en om welke stand gaat het dan.

De, Economische Politierechter van de rechtbank Maastricht (8 maart 2005, nr. 031082070-03) veroordeelde een verdachte in verband met hij bijvoeren met maïskolven aan de fazanten.

De uitleg van de rechter was ondermeer  ”Worden fazanten gevoerd, dan zullen zij zich in het voergebied concentreren omdat de voedselverzameling eenvoudiger is geworden. Het er voor zorgen dat in een bepaald gebied een concentratie van fazanten ontstaat door middel van het verschaffen van voedsel, valt onder de Economische Politierechter onder het begrip bevorderen van de wildstand. Iets bevorderen kan naar zijn aard immers enkel plaatsvinden ten opzichte van een bepaald referentiepunt dat in tijd en plaats bepaald moet zijn. Als fazanten naar het gebied komen waar verdachte maïs heeft uitgestrooid en het aantal fazanten in dat gebied toeneemt, is de fazantenstand in dat gebied bevorderd.

Verdachte voerde in zijn verweer nog aan dat hij de reeën aan het bijvoederen was. Terecht wees de rechter hem er op dat dit ook sinds de inwerkingtreding van artikel 74a FFW ook niet meer toegestaan was.

De Economische Politierechter in Zutphen sprak echter in 2007 een verdachte vrij van het ten laste gelegde, het bijvoeren van edelherten en wilde zwijnen in een bosgebied op de Veluwe.

In dit gebied was er duidelijk sprake van een concentratie van deze diersoorten in relatie met het bijvoeren en nam de stand in dat gebied zienderogen toe. Toch meende deze rechter dat het bevorderen van de stand ruimer gezien moest worden en dat er sprake moest zijn van het Veluwebreed bevorderen van de stand van deze diersoort.

Het kan goed zijn dat bij een volgende zaak een andere rechter dit weer anders uitlegt.

Inmiddels heeft de Provincie Gelderland, om verdere discussie te voorkomen,  in de door haar verleende ontheffingen op grond van artikel 68 FFW als voorwaarde opgenomen dat er alleen in een bepaalde periode ten behoeve van de tellingen en het afschot bijgevoederd mag worden. De hoeveelheden voer die bijgevoerd mogen worden zijn in het wildbeheersplan opgenomen.

Jagen en onderhouden jachthutten vogelrichtlijn gebied

Het IJsseloog in het Ketelmeer bestaat uit diverse kleine eilandjes. Deze waren eigendom van Domeinen en zijn thans in beheer bij Staatsbosbeheer.

Domeinen heeft het jachtgenot verleend aan een jager. Het gebied is echter een vogelrichtlijn gebied.

Er staan een paar jagershutten op. Door Staatsbosbeheer zijn op enkele eilandjes borden art 461 geplaatst (in verband met broeden)

Mijn vraag: mag hier gejaagd worden (volgens mij niet) en zo niet mag de jager de hutten onderhouden op die plaatsen waart 461 is geplaatst of hier zomaar gaan wandelen omdat hij het genot van de jacht heeft?

Antwoord van de werkgroep regelgeving

Het jagen in een vogelrichtlijngebied is niet toegestaan. Waarschijnlijk heeft de jachthouder (met in zijn achterhoofd het eventuele schrappen van het jachtverbod in 46 lid 3 FF-wet genoemd) dit jachtgenot gehuurd. Voor het betreden van die gronden heeft hij dus ook geen geldige titel.

Schadebestrijding en beheer is wél toegestaan in Vogelrichtlijngebieden. Indien hij de toestemming van de grondgebruiker heeft voor beheer en schadebestrijding, mag hij wel voor schadebestrijding en beheer op die gronden aanwezig zijn en de hutten onderhouden."

Valt een gemeentelijke berm onder jachtveld?

Valt een gemeentelijke openbare weg met bermen onder de term jachtveld als men daar beheer/schadebestrijding wil doen op de wilde zwijnen?

Antwoord van de werkgroep regelgeving

De Ffw noemt nog slechts op enkele plaatsen het begrip wegen:

  1. Alleen autosnelwegen vormen een scheiding in het jachtveld (artikel 11 lid 2c Jachtbesluit)
  2. De oppervlakte van wegen mag niet meegeteld worden ter verkrijgen van de noodzakelijke 40 hectare aaneengesloten bejaagbare jachtveld (artikel 1c Jachtbesluit)
  3. …………almede wegen en paden, voorzover deze geacht kunnen worden deel uit te maken van een voor de uitoefening van de jacht bestemd of geschikt terrein (artikel 1 lid 2 van de Ffw)

Er is verder nergens geregeld dat je al dan niet vanaf de (openbare) weg mag schieten op dieren die bijvoorbeeld op naastgelegen akkers schade doen of die verkeersrisico’s opleveren. Sterker nog, de wetgever heeft bij het opstellen van de Ffw na een grondige discussie het expliciet toegestaan dat er in het kader van beheer en schadebestrijding geschoten mag worden vanuit een stilstaand voertuig (artikel 7 lid 9d Besluit beheer en schadebestrijding). Verder kom je in de Ffw nergens een bepaling tegen die iets zegt over de classificatie van wegen.

Onder de oude Jachtwet moest een proces-verbaal altijd beginnen met de omschrijving dat de overtreding werd gepleegd in een voor het jachtbedrijf geschikt en/of bestemd terrein. Men omschreef dan de omgeving, de begroeiing en het voorkomen van wildsoorten. Zo kon een groot park midden in de stad bij het voorkomen van wild toch jachtveld zijn door zijn geschiktheid en het voorkomen van wild (meestal konijnen). Als daar dan strikken stonden opgesteld kon met vrucht bekeurd worden en volgde altijd veroordeling.

Voor schadebestrijding en beheer is ons dergelijke jurisprudentie (nog) niet bekend maar zouden we dezelfde redenatie kunnen doortrekken. Dat betekent dat er een maatwerkbeoordeling door de opsporingsambtenaar (en later wellicht door de rechter) gemaakt moet worden of de weg deel uit maakt van het veld in de zin van de Ffw. Daarbij is het ook van belang dat zorgvuldig gekeken wordt naar het schieten van – in dit geval – wilde zwijnen in bermen. Bij zandwegen en secondaire verharde wegen is het niet zo'n probleem. Bij drukkere hoofdwegen en autosnelwegen lijkt ons afschot om die redenen ondenkbaar.

Openluchtrecreatie

De wet op de openluchtrecreatie is vervallen. Een alternatief is dat de gemeente in haar APV plaatsen kan aanwijzen waar het verboden is te kamperen of ze moet dit gaan regelen in de bestemmingsplannen.

Medio juni 2009 ligt er een verplichting dat gemeenten al haar bestemmingsplannen gedigitaliseerd moeten hebben.

Hoe moet ik, nu de wet vervallen is, handhaven?

Antwoord van de werkgroep regelgeving:

De meeste gemeenten hebben dit in de APV opgenomen. De gebieden en de voorwaarden zijn daar dan duidelijk in aangegeven. Gelet op het feit dat de bestemmingsplannen al aanwezig zijn en adequaat moeten zijn en blijven, kan dit en is het ook vaak in de bestemmingsplannen geregeld wat wel en niet mag in alle diverse en aangeduide gebieden. De Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) regelt echter alleen de “bestemming cq het gebruik” van de gebieden. De RO bepalingen gelden dan ook voor de eigenaren/gebruikers van de gronden. Dus het individuele kamperen op zich moet gewoon in de APV worden geregeld.

Het digitaliseren is voor de handhaver naar mijn mening maar een bijzaak, dat is een zaak waar gemeentelijke bestuurders voor verantwoordelijk zijn.

Definitie mistnet volgens de Flora- en faunawet

Op grond van artikel 15 lid 1 Flora en faunawet is het verboden om een mistnet onder zich te hebben te verkopen etc. Artikel 11 lid 1 van het Besluit beheer en schadebestrijding heeft deze middelen namelijk aangewezen. Artikel 1 lid 1 onder B van het Besluit beheer en schadebestrijding geeft een omschrijving van een mistnet ingevolge de Flora- en faunawet. Als er een NFI onderzoek wordt uitgevoerd naar in beslag genomen mistnetten komt daar vrijwel nooit een mistnet uit wat voldoet aan de definitie van een mistnet volgens FFW wet. Deze wettelijke bepaling van een mistnet is zo strak omschreven dat een mistnet hieraan vrijwel nooit kan voldoen. Met name het aspect gewicht is daarbij het probleem. Hebben jullie als werkgroep regelgeving hierover meer informatie ?

Antwoord van de werkgroep regelgeving (in samenwerking met de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV)

In onze beleving is er nauwelijks sprake van een vraagstelling, maar meer van een vaststelling.

De definitie van mistnetten is afkomstig uit de FFW, artikel 1. Besluit beheer en schadebestrijding dieren. In de toelichting op dat artikel staat dat het een definitie is welke afkomstig is uit de Tweede beschikking van het Comié van Ministers van de Benelux Economische Unie van 24 mei 1976, met betrekking tot de bescherming van de vogelstand.

Indien de aangetroffen netten niet voldoen aan deze omschrijving (namelijk dat ze zwaarder zijn dan het maximale gewicht per vierkante meter) dan is er dus geen sprake van een mistnet.

De verbodsbepaling waarin het gebruik van netten is verboden is artikel 11 van het Besluit beheer en schadebestrijding. In artikel 11 lid 1 staat het mistnet als verboden vangmiddel aangewezen. In artikel 11, lid 2 sub g staan als verboden vangmiddel aangewezen netten geschikt en bestemd om te worden gebruikt voor het vangen van vogels. Artikel 11, lid 1 verwijst door naar artikel 15, lid 2 van de FFW. In artikel 15, lid 2 staat dat het verboden is zich buiten gebouwen te bevinden met middelen die geschikt zijn voor het doden of vangen van dieren, of met materialen ter onmiddellijke vervaardiging van die middelen of van de krachtens artikel 15, lid 1 aangewezen middelen (waaronder dus ook de mistnetten), indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat die middelen of materialen voor het doden of vangen van dieren zullen worden gebruikt.

Van belang is vast te stellen of de aangetroffen netten, niet zijnde mistnetten, buiten gebouwen zijn aangetroffen en dat ze geschikt zijn of kunnen zijn voor het doden of vangen van dieren. Dat onderscheidt is noodzakelijk om netten die niet voor het doden of vangen van dieren zijn bestemd toch in huis te kunnen hebben. Dat kunnen netten zijn voor bijvoorbeeld het afweren van dieren of het legaal vangen van bepaalde dieren. Bij mistnetten gaat de wetgever uit van het feit dat dergelijke netten altijd een risico vormen en derhalve altijd verboden zijn. Dat is erg rigoureus en vergt een duidelijke definitie die recht doet aan de verdenking dat het bezit van mistnetten op zichzelf al strafbaar is. Bewijstechnisch is het dus lastiger om het bezit van netten, niet zijnde mistnetten, bedoeld en of geschikt voor het vangen van dieren als verdenking hard te maken.

Achtergrondinfo:

Het mistnet is in ons land het enige vangmiddel waarvan het totale bezit verboden is.

Dit was al zo op grond van art. 5 lid 1 van het Vogelbesluit 1994. Ook toen gaf de exacte aanduiding van een mistnet al problemen.

Bij het tot stand komen van de FFW was dus al bekend dat het exact vaststellen, of het nu wel of geen mistnet betrof, niet of nauwelijks te doen was. Dat was ook de reden dat, ruim voor het van kracht worden van de FFW, er een brief uitging van de PG’s waarin werd aangegeven niet tegen het bezit van mistnetten op te treden. Wel op het gebruik uiteraard.

Bij het tot stand komen van de AMvB’s van de FFW hebben wij als werkgroep dat probleem meerdere keren aangekaard. Een andere omschrijving van het mistnet mocht niet in verband met de reeds aangehaalde Benelux overeenkomst.

Dat is de reden dat we toen uit zijn gekomen op de omschrijving “netten geschikt en bestemd om te worden gebruikt voor het vangen van vogels”. In art 11, lid 2 sub g staan deze netten als verboden vangmiddel aangewezen waarmee men niet buiten gebouwen mag komen.

Daar deze netten ook voor andere doeleinden gebruikt zouden kunnen worden, was een verbod op het bezit daarvan niet mogelijk. Derhalve zijn ze naar 15 lid 2 FFW, ic. Art. 11 lid 2 van het Besluit gegaan.

Kortom denken wij als werkgroep weinig te kunnen betekenen om een duidelijker omschrijving van mistnetten te krijgen daar we tegen hetzelfde probleem aan zullen lopen als bij de totstandkoming van de AMvB’s destijds.

Artikel 15 Flora- en faunawet
1. Het is verboden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen van dieren, onder zich te hebben, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorradig of voorhanden te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden of af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden.

Artikel 11 Besluit beheer en schadebestrijding
1. Als middelen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, zijn mistnetten aangewezen.

Artikel 1 Besluit beheer en schadebestrijding
1. In dit besluit wordt verstaan onder:
a. wet: Flora- en faunawet;
b. mistnetten: netten, in banen, aan het stuk of in bepaalde vorm, vervaardigd van garens van synthetische of kunstmatige vezels met een totale massa van minder dan 150 deniers (16,2 milligram per meter) en waarvan de maaswijdte gemeten over het garen, van knoop tot knoop, kleiner is dan 35 millimeter;

 

Voorwaarden beroepsvisser

Sinds mei 2008 moet een beroepsvisser om met beroepsvistuigen te vissen, minimaal 250 hectare visrecht hebben en met de visserij minimaal € 8.500,- bruto verdienen. Hoe kom ik er als bijzonder opsporingsambtenaar achter of een visser die met beroepsvistuigen vist, aan deze voorwaarden voldoet?


Antwoord van de werkgroep regelgeving:

Deze vraag werd onlangs voorgelegd aan het Ministerie van LNV. Met betrekking tot BOA’s gaf het ministerie van LNV het volgende antwoord: “voor zover een vereniging of federatie BOA's in dienst heeft die door het Ministerie van Justitie zijn belast met handhaving van (onderdelen van) de Visserijwet 1963, kunnen zij zich wenden tot LNV (Directie Visserij) voor de benodigde gegevens. Uiteraard moet Directie Visserij zich ervan kunnen vergewissen dat de betreffende BOA's inderdaad door Justitie zijn aangewezen tot handhaving van de Visserijwet 1963”.

Op de website van het Ministerie van LNV staat bij “contact” vermeld dat men contact kan opnemen met het zogenoemde LNV-Loket, bereikbaar onder telefoonnummer 0800-22 333 222. Daarnaast kan middels de website ook een elektronisch vragenformulier worden ingevuld en verstuurd.

Waarom bestaan er diverse benamingen voor een en hetzelfde species (soort) in wet- en/of regelgeving?

Antwoord van de werkgroep Regelgeving:

Men besloot in het verleden uit te gaan van de “officiële” Latijnse benaming voor een soort zodat de naam overal gelijk zou zijn.

Het probleem was namelijk dat ieder species in iedere taal één of meerdere benamingen had.CITES (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora), de wereldwijde organisatie voor het beschermen van bedreigde specimen, maakt voor het determineren van species gebruik van standaard boekwerken:

List of standard references adopted by the Conference of the Parties(http://www.cites.org/eng/res/12/12-11R14.shtml#a).

Iedere 2 jaar worden deze CITES-lijsten, Annexes geheten, herzien tijdens z.g. Cop’s (Conference of parties).

Door biologen van de Commissie wordt dan vastgesteld of een species door voortschrijdend onderzoek b.v. tot een ander geslacht behoort. Zo nodig wordt dit ingebracht tijdens de CoP en, indien gewenst, wordt de naam dan aangepast.

Deze Annexes (A/B/C) worden daarna geïmplementeerd  door Europese commissie in Europese wetgeving. Hier dient de wijziging dan te worden doorgevoerd. We zijn dan al een stuk verder in de tijd.

Vervolgens wordt de Europese wet- en regelgeving doorgevoerd in de nationale wetgeving.

Dit gebeurt dan nog verder in de tijd. De Nederlandse wetgeving is op dit punt sinds 2002 niet meer aangepast. Door deze stapsgewijze aanpassing is het mogelijk dat een species onder verschillende benamingen in wet- en/of regelgeving is opgenomen.

Voorbeeld:

De Woestijnvink is in de Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand) opgenomen onder de Latijnse benaming  Bucanetes githagineus terwijl deze woestijnvink als inheemse beschermde vogelsoort onder het synoniem Rhodopechys githaginea is aangewezen in de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten van 7 november 2001/Nr. TRCJZ/2001/15317.

Moet paling vanaf 1 januari 2009 worden teruggezet?

Ik heb gehoord dat sportvissers vanaf 1 januari 2009 de paling moeten terugzetten. Klopt dat?En zo ja, mag de paling dan wel tijdelijk worden bewaard in een leefnet?Gaat het om een wettelijke regeling?


Antwoord van de werkgroep Regelgeving:

  1. Middels een Algemene Ledenvergadering van Sportvisserij Nederland is op 7 juni 2008 besloten om voor de bij haar aangesloten sportvissers de verplichting in de schriftelijke toestemming van de visrechthebbende op te nemen dat gevangen aal direct moet worden teruggezet in hetzelfde water. Het besluit heeft betrekking op alle wateren waar de bij Sportvisserij Nederland aangesloten verenigingen visrechten hebben. In de Aanvullingslijst op de Landelijke Lijst van Viswateren voor 2009 wordt daarom als algemene voorwaarde opgenomen dat alle gevangen aal direct in hetzelfde water moet worden teruggezet. De bij Sportvisserij Nederland aangesloten federaties of verenigingen die hun water in een aparte federatie- of verenigingslijst hebben opgenomen, moeten in die lijst zelf de voorwaarde opnemen dat alle gevangen aal direct in hetzelfde water moet worden teruggezet. 
  2. Op basis van het genomen besluit moet in de voorwaarden worden opgenomen dat gevangen aal direct moet worden teruggezet. Uit het woord “direct” volgt dat gevangen paling ook niet tijdelijk mag worden bewaard. Anders zou het gebod erg lastig zijn te handhaven.
  3. De Visserijwet 1963, noch een andere wet regelt niets over het meenemen van vis. In diverse uitvoeringsregelingen is alleen voor bepaalde vissoorten een minimum maat vastgesteld (voor de paling: 28 cm.) en/of een gesloten periode (voor de paling geldt geen gesloten periode). Bij de terugzetverplichting gaat het om een voorwaarde die de visrechthebbenden zelf in hun hoedanigheid van visrechthebbende stellen. Net zoals veel visrechthebbenden nu al als voorwaarde voor het vissen in "hun" water, een terugzetverplichting voor snoek en/of  karper hebben opgenomen. Indien een visser zich niet houdt aan de voorwaarden van de schriftelijke toestemming van de visrechthebbende kan hij beschouwd worden als een visser zonder deze schriftelijke toestemming en daarvoor een bekeuring krijgen?

Gesloten pootringen

In bijlage 1 als bedoeld in artikel 5 van de Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens staan achter een aantal vogels geen ringmaten vermeld. Bijvoorbeeld de roodborstkardinaal (Pheucticus ludovicianus). Is het nu niet nodig dat deze vogel is voorzien van een gesloten pootring?

Antwoord van de werkgroep Regelgeving:

Deze vogel moet wel zijn voorzien van een gesloten pootring.

De wetgever had geen ervaring met de maximale binnendiameter van de gesloten pootringen van deze beschermde inheemse diersoorten (vogels) en heeft daarom geen ringmaat vermeld in bedoelde bijlage.

De gesloten pootring moet een individueel gemerkte, ononderbroken ring of manchet zijn, zonder enige naad of las, waarmee op geen enkele wijze is geknoeid en waarvan het formaat zodanig is dat hij, nadat hij in de eerste levensdagen van de vogel is aangebracht, niet kan worden verwijderd wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt.

Samenvattend kan gesteld worden dat de gesloten pootring niet verwijderd kan worden wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt en er mag op geen enkele wijze met deze gesloten pootring zijn geknoeid.

Bovendien moet de gesloten pootring, welke in Nederland is afgegeven, ten minste zijn voorzien van een de letters NL, de aanduiding van de binnendiameter tot in tienden van een millimeter, de laatste twee cijfers van het jaartal waarin de ring mag worden aangebracht en, per ringmaat een uniek nummer bestaande uit een bondscode, kweeknummer en volgnummer.

Voorts moeten de gesloten pootringen met een binnendiameter van 2,50 mm tot en met 2,90 mm van een breukzone zijn voorzien.

 

Volg PDM

   
 

Tweets van PDM