Einde misbruik Wet openbaarheid van bestuur
Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 10 december 2014 een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer waarmee een halt toegeroepen wordt aan het misbruik van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Als een bestuursorgaan niet op tijd een beslissing op een aanvraag of bezwaar neemt, heeft de burger recht op een geldbedrag (Wet dwangsom). Dit leidt er echter toe dat Wob-verzoeken worden ingediend die niet gericht zijn op het verkrijgen van informatie maar op het innen van geld. Zo wordt bijvoorbeeld een Wob-verzoek verborgen in een open sollicitatiebrief, in de hoop dat het verzoek over het hoofd gezien wordt en weer geld geïnd kan worden.
Het afhandelen van Wob-verzoeken die enkel zijn gericht op het innen van geld kost de overheid naar schatting jaarlijks tussen de 8 en 14 miljoen. Met dit wetsvoorstel worden Wob-verzoeken uitgezonderd van de Wet dwangsom. Dat betekent niet dat bestuursorganen niet meer op tijd hoeven te reageren op een aanvraag of bezwaar. Bestuursorganen blijven verantwoordelijk voor een tijdige beslissing op het Wob-verzoek. Lukt het niet binnen de geldende termijnen te beslissen, blijft de mogelijkheid voor de burger bestaan om een rechtstreeks beroep te doen op de rechter.
Brin: Rijksoverheid